Het imago van klassieke sterke drank is dankzij experimentele stokers volledig getransformeerd en gemoderniseerd. Er bestaan nu talloze soorten gin. En geen twee variëteiten smaken hetzelfde. Om nog meer variaties te maken wordt vacuümdistilllatie ingezet.
Het bestellen van een simpele gin-tonic is tot een paar jaar geleden heel eenvoudig. Met twee of drie soorten gin op de plank en een huismerk voor een longdrink. Nu is de keuze aanmerkelijk gecompliceerder. Hippe cafés bieden wel vijftig tot zestig variëteiten. Want dankzij een opleving van de barcultuur heeft deze klassieke borrel een nieuw en hip imago. Creatieve meesterdistilleerders produceren nu een breed scala aan smaken waardoor gin nu een trendy drankje is.
Jeneverbes en kruiden
Het karakteristieke van gin is en blijft toch wel een hint van jeneverbes. Per slot van rekening is de naam gin afgeleid van juniperus. De botanische naam voor jeneverbes. De basis is altijd pure alcohol van granen, melasse of het restant van duiven na de persing.
Anders dan bij whisky, rum of wodka komt de specifieke smaak niet door speciaal bronwater of door langdurig bewaren. De distilleerder stelt de speciale smaak samen met behulp van 'botanicals'. Dit zijn aromatische plantaardige ingrediënten. Natuulijk jeneverbessen na, maar ook andere kruiden, specerijen, fruit, bloemen, bast, wortels etc. Soms verfijnen vijf en soms 47 'botanicals' de alcohol. Een bijzonder experimentele Britse distilleerderij produceert zelfs een variant met een extract van bosmieren. Hiervan zegt men dat ze een speciaal vleugje citrus aan hun 'Anty Gin' toevoegen.
Vacuüm behoudt smaak
Traditioneel zijn er twee manieren om de smaak van botanische ingrediënten aan gin te geven. Tijdens de maceratie worden ze in de basisalcohol verdund met water. De vloeistof wordt doordrenkt met jeneverbessen en andere smaken. Dit kan tot enkele weken blijven staan. Hierna wordt deze 'drab' gedistilleerd. Bij filtratie daarentegen komen de 'botanicals' alleen in contact met de alcohol tijdens het distilleerproces. Ze hangen in manden of zeven in de distilleerketel. De omhoog stijgende alcoholdamp onttrekt de smaakbestanddelen.
Bij conventionele distillatie wordt de alcohol verhit tot boven het kookpunt van 78 graden Celsius. Dit kan afbreuk doen aan subtiele smaken. Of ze gaan zelfs volledig verloren. Door een vacuüm te creëren in de distilleerketel wordt het kookpunt tot kamertemperatuur teruggebracht. Hierdoor kunnen de oorspronkelijke smaken van kruiden, planten en andere ingrediënten met nauwelijks of geen afbreuk opgenomen worden in het einddestillaat. Met een verrassende smaakervaring als eindresultaat.

De aromatische verrassing in gin
Creatief vacumeren maakt van gin een smaakavontuur
Van jenever tot gin
De oorsprong van gin ligt in Nederland en in België. Al in de 16e eeuw bestond er een jeneverdrank die jenever genoemd werd, afgeleid van de Nederlandse of Franse term voor juniperus (jeneverbes, genévrier). De alcohol was een populair geneesmiddel voor maagklachten, hoewel het zeker niet slechts een digestief was na een uitgebreide maaltijd.
Jenever bereikt Engeland in de 17e eeuw in de bagage van Engelse troepen die gevochten hadden in de Tachtigjarige Oorlog. Onder de naam gin - makkelijker uit te spreken - raakte de drank daar al gauw in de mode en niet lang daarna werd gin een drank voor het volk. Tijdens de ginepidemie werd alcoholverslaving een bekend verschijnsel en het woord gin werd een synoniem voor goedkope drank.
Met de opkomst van het Britse Rijk veranderde het imago van gin geleidelijk en werd de kwaliteit beter. In koloniën waar kinine aanbevolen werd voor malaria en citroensap voor scheurbuik. Hier werd het bitterzure medicijn gemengd met gin en zo ontstonden de klassieke longdrinks gin-tonic en gin-fizz.
Zelfs heden ten dage lijken gin en jenever op elkaar. Maar echte jenever is altijd afkomstig uit Nederland, België of uit delen in Noord-Frankrijk. Het wordt meestal gemaakt van gerst of roggemout en hoofdzakelijk gearomatiseerd met jeneverbessen. Maar soms ook met anijs, karwei of koriander.
De oorsprong van gin ligt in Nederland en in België. Al in de 16e eeuw bestond er een jeneverdrank die jenever genoemd werd, afgeleid van de Nederlandse of Franse term voor juniperus (jeneverbes, genévrier). De alcohol was een populair geneesmiddel voor maagklachten, hoewel het zeker niet slechts een digestief was na een uitgebreide maaltijd.
Jenever bereikt Engeland in de 17e eeuw in de bagage van Engelse troepen die gevochten hadden in de Tachtigjarige Oorlog. Onder de naam gin - makkelijker uit te spreken - raakte de drank daar al gauw in de mode en niet lang daarna werd gin een drank voor het volk. Tijdens de ginepidemie werd alcoholverslaving een bekend verschijnsel en het woord gin werd een synoniem voor goedkope drank.
Met de opkomst van het Britse Rijk veranderde het imago van gin geleidelijk en werd de kwaliteit beter. In koloniën waar kinine aanbevolen werd voor malaria en citroensap voor scheurbuik. Hier werd het bitterzure medicijn gemengd met gin en zo ontstonden de klassieke longdrinks gin-tonic en gin-fizz.
Zelfs heden ten dage lijken gin en jenever op elkaar. Maar echte jenever is altijd afkomstig uit Nederland, België of uit delen in Noord-Frankrijk. Het wordt meestal gemaakt van gerst of roggemout en hoofdzakelijk gearomatiseerd met jeneverbessen. Maar soms ook met anijs, karwei of koriander.